Zorgdragen voor de zorgvrager in de palliatieve fase (FUNCTIE-OVERSTIJGEND)

Code

LZ-ONC-3

Type

kern

Omschrijving

Vastgesteld juni 2021

Specificaties
De palliatieve fase bij patiënten met een oncologische aandoening kenmerkt zich door een min of meer stabiele fase, vaak gevolgd door een (relatief korte) periode van plotselinge en snelle achteruitgang. In de palliatieve fase vindt (symptoom)behandeling plaats, bijvoorbeeld met medicatie en/of behandelingen om klachten te verminderen, de ziekte onder controle te houden en de kwaliteit van leven te verbeteren. Behandeling is hier dus nadrukkelijk niet gericht op genezing (curatie) maar op verlichting van de klachten (palliatie). In de oncologie kan de palliatieve fase jaren duren. Genezing is niet meer mogelijk maar verlenging van het leven wel. Mensen zullen ‘moeten’ (leren) leven in de wetenschap dat zij niet meer beter worden. 

De activiteit omvat

  1. Kritisch zijn in het team in de balans tussen behandeling en kwaliteit van leven en daar vervolgens signaleren dat de palliatieve fase is aangebroken.
  2. Onderzoeken wat niet meer beter worden betekent voor de zorgvrager en naasten.
  3. Onderzoeken wat sterven betekent voor zorgvrager en naasten, bespreekbaar maken van kwaliteit van sterven of onnodig lijden.
  4. De verpleegkundige sluit aan bij normen, waarden en wensen van zorgvrager en naasten en bij wat belangrijk is om de draagkracht te 
    behouden. 
  5. Begeleiding geven op de vier dimensies (fysiek, psychisch, sociaal, spiritueel) en de zorgvrager en naasten bijstaan. 
  6. Informeren van de zorgvrager en naasten over mogelijkheden en de zorgvrager bijstaan in keuzes in relatie tot kwaliteit van leven en eventuele palliatieve behandelingen. 
  7. Zorgvrager en naasten bijstaan in het leren omgaan met de wetenschap dat genezing niet mogelijk is, maar dat de palliatieve fase soms jaren kan duren. 
  8. Informeren van de zorgvrager en naasten over scenario’s rond het levenseinde met behulp van gezamenlijke besluitvorming.
  9. Samenwerken met het behandelteam en voorstellen doen voor beleid in de palliatieve fase.  
  10. Afstemmen en bekijken welke behoefte de zorgvrager heeft en daarvoor disciplines inschakelen. 
  11. Palliatief redeneren bij gezondheidsproblemen die optreden (symptoommanagement) op alle vier de dimensies. 
  12. Signaleren in team dat de zorgvrager overgaat naar de stervensfase. 

Leeftijdscategorieën
In deze beroepsactiviteit worden drie leeftijdscategorieën onderscheiden, omdat de zorg voor iedere categorie bijzondere kenmerken kan hebben. De drie leeftijdscategorieën zijn: 
  • AYA’s: 18 – 35 jaar
  • Volwassenen: 35 – 70 jaar
  • Senioren: 70 + 

Beperkingen

  • Tot deze activiteit behoort niet de zorg aan zorgvrager jonger dan 18 jaar 

Voorwaardelijkheden (EPA"s)

CanMeds

  • Vakinhoudelijk handelen
  • Communicatie
  • Samenwerking
  • Kennis en wetenschap
  • Maatschappelijk handelen
  • Leiderschap
  • Professionaliteit

Kennis

  • Kent de verschillende fasen van ziekte en de bijbehorende symptomen en problematiek, m.n. die van de palliatieve en stervensfase
  • Kent de nieuwste ontwikkelingen in de palliatieve zorg
  • Heeft kennis van verlies en rouw
  • Heeft kennis van ethiek en ethische dilemma’s horend bij de palliatieve fase
  • Kent de methodiek palliatief redeneren
  • Heeft kennis van gevalideerde meetinstrumenten in de palliatieve zorg
  • Kent indicatoren om de palliatieve fase te markeren, zoals de Surprise question
  • Heeft kennis van complementaire palliatieve zorg, gericht op het voorkomen van ongemak en lijden en op optimaal comfort
  • Heeft kennis van symptoommanagement, en kan die koppelen aan complementaire zorg
  • Heeft kennis over gespreksmethodieken en -technieken, coping- en transitieprocessen
  • Kent Advanced care planning
  • Kent kwaliteitskader Palliatieve zorg
  • Heeft kennis van palliatieve sedatie en euthanasie en bijbehorende wet- en regelgeving
  • Kent de sociale kaart rondom palliatieve zorg
  • Heeft kennis van culturele verschillen en rituelen rond het levenseinde
  • Kent de verschillende kenmerken van de drie leeftijdscategorieën in de palliatieve fase

Vaardigheden

  • Is alert op ethische dilemma’s en maakt deze bespreekbaar (ook met de zorgvrager en naasten
  • Kan verbanden leggen met behulp van de methodiek palliatief redeneren en proactief handelen met het oog op mogelijk te verwachten problemen op basis van de ziektegeschiedenis en de huidige ziekte-situatie
  • Sluit aan op de behoeften en voorkeuren van de zorgvrager gebaseerd op diens autonomie en regierol
  • Handelt op basis van symptoommanagement
  • Handelt op basis van EBP rondom palliatieve zorg en kan dat verantwoorden
  • Werkt volgens protocollen en richtlijnen binnen de palliatieve fase
  • Kan gespreksmethodieken en -technieken toepassen die aansluiten op de palliatieve fase
  • Kan een slechtnieuwsgesprek voeren/begeleiden
  • Kan Advanced care planning toepassen
  • Kan in de begeleiding aansluiten bij de zorgvrager en naasten en op de specifieke kenmerken van de verschillende leeftijdscategorieën
  • Signaleert en anticipeert op en handelt bij veranderingen in de draagkracht/-last van zorgvrager en mantelzorger
  • Stimuleert zelfmanagement en ondersteunt met behulp van gezamenlijke besluitvorming
  • Denkt en handelt vanuit netwerkzorg

Gedrag

  • Herkent eigen emoties en die van anderen en weet welke invloed deze (kunnen) hebben op de eigen attitude en gedrag
  • Is doortastend, proactief en vraagt door
  • kent de eigen verantwoordelijkheid als zorgprofessional en de grenzen hiervan
  • Reflecteert op de eigen normen en waarden op het gebied van palliatieve zorg en levenseinde vraagstukken
  • Toont een open houding, is toegankelijk, empathisch, gericht op het welbevinden en afgestemd op het vermogen van de zorgvrager en diens naasten

Informatie bronnen voortgang

Om de voortgang te monitoren en de activiteit toe te vertrouwen worden meerdere observaties uitgevoerd, door meerdere observatoren en zijn er verschillende informatiebronnen gebruikt, waaronder minimaal een observatie in de praktijk van het uitvoeren van de toe te vertrouwen activiteit.

Fase & niveau

Om de EPA toevertrouwd te krijgen is het advies om de student met minimaal twee van de drie leeftijdscategorieën ervaring op te laten doen en daarop te toetsen (met bv. een KPB).

Om het diploma oncologieverpleegkundige te behalen moet deze EPA in ieder geval aan het einde van de opleiding op supervisieniveau 4 toevertrouwd worden. 
Edit | Back to EPA index