Zorg verlenen aan een beademde pasgeborene reagerend op de geboden IC-therapie

• Een pasgeborene na een zwangerschapsduur van 24 tot 42 weken 
• De pasgeborene is prematuur, dysmatuur, predysmatuur, à terme en 
   serotien en is respiratoir bedreigd 
• De zorg aan de beademde pasgeborene is intensief, de pasgeborene 
   reageert op de geboden IC-therapie of de therapie is in de afbouwende fase 
• De vitale functies van de pasgeborene worden bewaakt, de respiratie wordt 
   (non)invasief bewaakt en ondersteund en/of overgenomen 
• Naasten moeten (intensief) begeleid worden 

• Afnemen van (delen van) de anamnese op prioriteit 
• Meten, continu observeren en interpreteren van de respiratoire vitale 
   functies en op basis hiervan handelen en evalueren 
• Invullen scorelijsten op prioriteit, interpreteren van de gegevens en op basis 
   hiervan handelen 
• Opvangen naasten rondom de beademde pasgeborene 
• Voorlichting geven aan en begeleiden van naasten met betrekking tot 
   beademing
• Ondersteunen van de ouders bij besluitvorming met behulp van shared 
   decision making 
• Prioriteren, uitvoeren en evalueren van de verpleegkundige intensive care 
   zorg aan een beademde pasgeborene 
• Toepassen NLS/APLS 
• Bewaken en herkennen van afwijkende respiratie; observatie en 
   interpretatie van de ademhaling 
• Ontwennen van de beademing en extubatie 
• Interprofessioneel samenwerken met o.a. kinderarts-neonatologen, 
   laboratoriummedewerkers, radiodiagnostisch laboranten 
• Overdragen van zorg (SBARR-methodiek) naar andere disciplines of andere 
   setting en samenwerken met collega’s in de instelling en binnen het 
   netwerk, zoals kinderarts, neonatoloog, verpleegkundig specialist 
• Inbrengen van gespecialiseerde intensivecare-neonatologieverpleegkundige 
   expertise in het interprofessioneel team: kennis overdragen, advies en instructie geven en begeleiden van collega’s 

• Protocollen en richtlijnen beademing
• Ademhaling gerelateerde aangeboren en verworven afwijkingen, zoals IRDS, Pneumonie, MAS, choanale atresie, syndroom van Pierre Robin
• Luchtwegobstructie, keel-/neustoilet en bronchiaal toilet/houdingsdrainage
• Tracheostoma en tracheotomie
• Nasotracheale en orotracheale intubatie
• Beademingsprincipes zoals SIMV, SIPPV, PSV
• Beademing gerelateerde onderzoeken zoals bloedgasanalyse, röntgen, bronchoscopie
• Complicaties rond de beademing, zoals tube-obstructie, pneumothorax, auto extubatie, CLB/BPD
• Bewaking beademde pasgeborene, zoals auscultatie, pulsoximetrie, mainstream/site-stram ETCO2, transcutane pO2 en pCO2 meting
• Opbouw, werking en controle bewaking beademingsapparatuur zoals druk, flow, I/E ratio, flow-triggering, plateau, curven en loops
• Verpleegkundige zorg aan de pasgeborene aan de beademing en verpleegkundige interventies bij veranderende situatie
• Medicamenteuze behandeling respiratie, endotracheale toediening, surfactant-therapie, MIST, intraveneus, zoals analgetica, sedativa
• Indicaties extubatie en mogelijke complicaties zoals accidentele extubatie, ontwennen van de beademing
• Comfort voor de beademde pasgeborene
• Copingstrategieën van ouders met een pasgeborene op de ICN aan de beademing
  
  

• Airway openhouden en overnemen 
• Endotracheale medicatietoediening 
• Handbeademing met masker-ballon, gecontroleerde handbeademing of 
   handbeademing direct op de tube 
• Assisteren bij intubatie, tubefixatie 
• Assisteren bij inbrengen thoraxdrain en uitvoeren verpleegkundige zorg 
   rond de thoraxdrain 
• Assisteren bij toediening surfactant-therapie 
• Bewaken beademde pasgeborene met behulp van monitoren; herkennen 
   van afwijkende vitale functie, zoals de ademhaling, tubepositie, hartfrequentie, pulsoximetrie, mainstream/site-stram ETCO2, transcutane pO2 en pCO2 meting en op basis hiervan handelen en evalueren 
• Bewaken beademingsmachine, zoals PIP, PEEP, Tin & Tex, TV, AMV, FIO2, curven & loops, plateaufase 
• Uitvoeren bronchiaal toilet 
• Klaarmaken en toedienen endotracheale medicatie 
• Assisteren, uitvoeren en interpreteren bij beademing gerelateerd 
   onderzoek zoals röntgen, capillaire en ateriele bloedgasafname 
• Uitvoeren van een extubatie 

• Stressbestendigheid, delegeren, overzicht houden en prioriteren van de 
   zorg 
• Communicatie met ouders in een intensive, bedreigende situatie 
• Organisatie en coördinatie van zorg 
• Interprofessioneel samenwerken in de acute situatie 
• APLS toepassen in onverwachte levensbedreigend situatie 
• Overdragen van zorg (SBARR-methodiek) naar andere disciplines of andere 
   setting en samenwerken met collega’s in de instelling en binnen het 
   netwerk, zoals neonatoloog, intensivist 
• Inbrengen van gespecialiseerde intensive care 
   neonatologieverpleegkundige expertise in het interprofessionele team: kennis overdragen, advies en instructie geven, EBP en begeleiden van collega’s 

De verwachting is dat de student aan het einde van de opleiding de EPA op supervisieniveau 4 toevertrouwd kan worden.